Christen Gemeenten van God

[281]

 

 

 

Rachel en de Wet [281]

(Uitgave 1.0 19981211-19990625)

De geschiedenis van Rachel is vol dramatiek en is één van de bewijzen, dat elk van de Tien Geboden al volledig van kracht was vóór Sinai. Wij behandelen hier een aantal aspecten en parallellen in de geschiedenis, die normaal aan de aandacht ontsnappen. Deze geschiedenis heeft een bijzondere betekenis voor de Gemeente en het begrip van Gods liefde en tussenkomst in ons leven.

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1998, 1999 Christian Churches of God en Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:

http://www.logon.org en http://www.ccg.org

Rachel en de Wet [281]

De geschiedenis van Rachel is vol dramatiek en is één van de bewijzen dat elk van de Tien Geboden volledig van kracht was vóór Sinai. Een aantal aspecten, die normaal aan de aandacht ontsnappen, worden met deze geschiedenis behandeld. Dit is een les, dat ieder hoofdstuk in de Bijbel een goudmijn is, en verrassende en waardevolle lessen te voorschijn brengt.

Hoewel dit verhaal een lievelingsgeschiedenis voor kinderen is, moeten volwassenen ook deze geschiedenis van tijd tot tijd bestuderen, want het is niet zomaar een verhaal.

Nadat Jakob de zegen van het eerstgeboorterecht van Esau gestolen had, door zijn vader Isaäk te bedriegen, was het voor Jakob niet veilig om langer in het land Kanaän te blijven, en moest hij voor zijn leven vluchten.

Genesis 27:41 41 En Esau koesterde wrok tegen Jakob om de zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had, en Esau zeide bij zichzelf: De dagen van de rouw over mijn vader zijn aanstaande; dan zal ik mijn broeder Jakob doden. (NBG51)

Hier zien wij dezelfde houding in Esau tegenover Jakob, als Kaïn koesterde ten opzichte van zijn broer Abel. Rebekka had de woorden gehoord, die haar oudste zoon Esau geuit had. Zij waarschuwde Jakob om te vluchten, voordat het te laat was. Zij ried hem aan om ver weg te gaan, naar Haran, waar zij opgegroeid was, en dat zij als een veilige plaats beschouwde. Zij hoopte ook dat de woede van Esau in de loop van de tijd zou bedaren.

Genesis 27:42-45 42 Toen aan Rebekka de woorden van Esau, haar oudste zoon, waren medegedeeld, liet zij Jakob, haar jongste zoon, roepen, en zeide tot hem: Zie, uw broeder Esau wil zich op u wreken door u te doden. 43 Nu dan, mijn zoon, luister naar mij, maak u gereed, vlucht naar mijn broeder Laban, in Haran, 44 en blijf enige tijd bij hem, totdat de grimmigheid van uw broeder gestild is, 45 totdat de toorn van uw broeder van u afgewend is; als hij vergeten is, wat gij hem hebt aangedaan, zal ik u vandaar laten halen. Waarom zou ik op een dag van u beiden beroofd worden? (NBG51)

De zorgen van Rebekka, dat zij haar beide zonen onder zulke omstandigheden zou verliezen, waren niet ongewoon. Het doden van Jakob door Esau zou gevolgd worden door het doden van Esau door de bloedwreker volgens de wet. Het was hetzelfde dat Kaïn verwachtte, toen hij Abel vermoord had.

Genesis 4:10 10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem. (NBG51)

Genesis 4:13-14 13 Toen zeide Kaïn tot de Here: Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. 14 Zie, Gij verdrijft mij heden uit het land en ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn, een zwerver en een vluchteling op de aarde; ieder, die mij aantreft, zal mij doden. (NBG51)

Hier zien wij de noodzakelijke nadruk omdat er een bloedschuld op moord staat, in het bijzonder van een broeder. Hier zien wij dat het zesde gebod als sinds Adam van kracht was.

Dit gebod werd herhaald bij Noach:

Genesis 9:5b-6 5b en van de mensen onderling zal Ik het leven des mensen eisen. 6 Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt. (NBG51)

Hier zien wij duidelijk de nadruk op het zesde gebod en de reden waarom. Bij Sinai werd dit samengevat en herhaald in een paar woorden:

Exodus 20:13 13 Gij zult niet doodslaan. (NBG51)

Rebekka ging naar Isaäk om Jakob weg te laten sturen uit het zicht van Esau, en zij benaderde hem op een zeer slimme manier, gebruik makend van de gevoelens van Isaäk.

Genesis 27:46 46 Voorts zeide Rebekka tot Isaäk: Ik walg van mijn leven om die Hethitische vrouwen; indien Jakob zich nu ook zo'n Hethitische vrouw neemt uit de dochters des lands, waarvoor leef ik dan nog? (NBG51)

Esau had Kanaänitische vrouwen gehuwd en zij hadden niet de goedkeuring van zijn ouders.

Genesis 26:34-35 34 Toen Esau veertig jaar oud geworden was, nam hij tot vrouw Jehudit, dochter van de Hethiet Beëri, en Basemat, dochter van de Hethiet Elon. 35 En zij waren een kwelling des geestes voor Isaäk en voor Rebekka. (NBG51)

Het was ook tegen Gods wil om een Kanaänitische vrouw te huwen, of om een dochter aan een Kanaäniet tot vrouw te geven, en met duidelijke redenen.

Deuteronomium 7:1-4 1 Wanneer de Here, uw God, u in het land gebracht zal hebben, dat gij in bezit gaat nemen, en Hij voor u uit vele volken verdreven zal hebben, de Hethieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perizzieten, de Chiwwieten, en de Jebusieten, zeven volken, talrijker en machtiger dan gij, 2 en de Here, uw God, hen aan u overgeleverd zal hebben, zodat gij hen verslaat, dan zult gij hen volkomen met de ban slaan; gij zult met hen geen verbond sluiten en hun geen genade verlenen. 3 Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; 4 want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des Heren tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen. (NBG51)

Toen Esau gemerkt had, dat Jakob weggestuurd was, om een niet-Kanaänitische vrouw te zoeken, en opnieuw met een zegen, trachtte hij de situatie voor zichzelf te verbeteren door een andere vrouw te nemen, die niet van Kanaän was, maar van een verwante familie:

Genesis 28:6-9 6 Toen Esau zag, dat Isaäk Jakob gezegend had en hem met een zegen had weggezonden naar Paddan-Aram, om zich vandaar een vrouw te nemen, en dat hij hem geboden had: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän; 7 en dat Jakob naar zijn vader en zijn moeder geluisterd had, en naar Paddan-Aram gegaan was, 8 toen Esau nu zag, dat de dochters van Kanaän zijn vader Isaäk zeer mishaagden, 9 ging hij naar Ismaël, en nam zich bij zijn vrouwen Machalat, de dochter van Ismaël, de zoon van Abraham, de zuster van Nebajot, tot vrouw. (NBG51)

De stammen die ontspringen van Ismaël, de zoon van Abraham, zijn verwant, en behoren niet tot de Kanaänitische volken.

Isaäk stuurde Jakob naar Paddan-Aram, om zijn zoon een vrouw te laten nemen uit de dochters van Laban:

Genesis 28:1-2 1 Toen riep Isaäk Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän. 2 Maak u gereed, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar één vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder. (NBG51)

Isaäk gaf Jakob de opdracht om alleen één van de dochters van Laban te huwen. Isaäk was monogaam, met slechts één vrouw, en hij adviseerde zijn zoon om hetzelfde te doen. Door omstandigheden faalde Jakob om dit advies van zijn vader te gehoorzamen.

Belangrijk aspect hierbij is evenwel, dat Isaäk ook Jakob aanzette om te zondigen. Terwijl hij de gevolgen van zonde kende, liet Jakob na om aan zijn vader in dit opzicht ongehoorzaam te zijn. De zonde waar het om ging, was die van het huwelijk binnen bloedverwanten.

Genesis 28:2 2 Maak u gereed, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar een vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder. (NBG51)

Op Sinai kwam de verklaring van deze verordening:

Leviticus 18:4-5 4 Mijn verordeningen zult gij volbrengen en mijn inzettingen in acht nemen en daarnaar wandelen: Ik ben de Here uw God. 5 Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here. (NBG51)

Het feit dat de mens, die de verordeningen in acht neemt, daardoor zal leven, wordt onmiddellijk gevolgd door de verordening:

Leviticus 18:6 6 Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here. (NBG51)

Dit gebod is heel duidelijk, en was al in werking in de dagen van Abraham, Isaäk en Jakob. Overtreding van deze wet had onvruchtbaarheid van de vrouw tot gevolg. Die straf zou het ook onmogelijk maken om het gebod op te volgen om vruchtbaar te zijn en te vermenigvuldigen, en leiden tot veel frustratie en problemen in de huwelijks relatie.

Wij beginnen met Abraham en Sara, die onvruchtbaar was, en daardoor geen kinderen konden krijgen. Zij waren bloedverwanten, halfbroer en halfzus.

Genesis 20:11-12 11 Toen zeide Abraham: Ik dacht: wellicht is er geen vreze Gods in deze plaats; zij zullen mij doden om mijn vrouw. 12 En bovendien is zij werkelijk mijn zuster; zij is de dochter van mijn vader, maar niet de dochter van mijn moeder; en zij is mij tot vrouw geworden. (NBG51)

Een paar verzen verder kunnen wij zien dat onvruchtbaarheid een straf op zonde kan zijn

Genesis 20:17-18 17 Toen bad Abraham tot God, en God genas Abimelek en zijn vrouw en zijn slavinnen, zodat zij baarden. 18 De Here had namelijk elke moederschoot in Abimeleks huis toegesloten ter oorzake van Sara, de vrouw van Abraham. (NBG51)

Het bloedverwantschap, zoals dat bestond in het huwelijk tussen Abraham en Sara was niet toegestaan, en wordt ook in het bijzonder genoemd:

Leviticus 18:11 11 De schaamte van de dochter van uws vaders vrouw, die aan uw vader geboren is, zij is uw zuster; haar schaamte zult gij niet ontbloten. (NBG51)

Door de bestraffing van dit huwelijk tussen bloedverwanten, van Abraham en Sara, en zij was onvruchtbaar:

Genesis 16:1a 1a Sarai nu, de vrouw van Abram, schonk hem geen kinderen….(NBG51)

God had aan Abraham en Sara een zoon beloofd. De tijd verstreek en Sara had alle geloof verloren:

Genesis 18:10-14 10 En Hij zeide: Voorzeker zal Ik over een jaar tot u wederkeren, en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben. En Sara luisterde bij de ingang der tent, die zich achter Hem bevond. 11 Abraham nu en Sara waren oud en hoogbejaard; het ging Sara niet meer naar de wijze der vrouwen. 12 Dus lachte Sara in zichzelf, denkende: Zal ik wellust hebben, nadat ik vervallen ben, terwijl mijn heer oud is? 13 Toen zeide de Here tot Abraham: Waarom lacht Sara daar en zegt: Zal ik werkelijk baren, terwijl ik oud geworden ben? 14 Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn? Te bestemder tijd, over een jaar, zal Ik tot u wederkeren, en Sara zal een zoon hebben. (NBG51)

Hier zien wij, dat wat voor de mens onmogelijk is, voor God niet onmogelijk is, en op een bovennatuurlijke wijze nam Hij de onvruchtbaarheid weg.

Genesis 21:1-3 1 De Here bezocht Sara, zoals Hij gezegd had, en de Here deed aan Sara, zoals Hij gesproken had. 2 En Sara werd zwanger, en zij baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, te bestemder tijd, waarvan God tot hem gesproken had. 3 En Abraham noemde de zoon, die hem geboren was, die Sara hem gebaard had, Isaäk. (NBG51)

Het was niet ongewoon dat Isaäk zijn zoon Jakob naar Paddan-Aram stuurde om een vrouw te zoeken. Zijn vader Abraham had zijn knecht ook de plechtige opdracht gegeven om een geschikte vrouw te zoeken voor zijn zoon Isaäk:

Genesis 24:1-4 1 Abraham nu was oud en hoogbejaard, en de Here had Abraham in alles gezegend. 2 En Abraham zeide tot zijn knecht, de oudste in zijn huis, die alles wat hij had bestuurde: Leg toch uw hand onder mijn heup, 3 opdat ik u doe zweren bij de Here, de God des hemels en der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier midden ik woon. 4 Maar gij zult naar mijn land en naar mijn maagschap gaan om een vrouw te nemen voor mijn zoon Isaäk. (NBG51)

Ga naar mijn maagschap, en neem een vrouw voor mijn zoon Isaäk: Hier zien wij dat Abraham in dezelfde kuil gevallen is, als hij tevoren gevallen was. Hij had zijn knecht opdracht gegeven om een vrouw voor Isaäk te zoeken onder zijn eigen bloedverwanten.

Genesis 24:15 15 Hij was nog niet uitgesproken, of zie, Rebekka, die geboren was aan Betuël, de zoon van Milka, de vrouw van Nachor, de broeder van Abraham, kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder. (NBG51)

Genesis 24:50-51 50 Toen antwoordde Laban, alsook Betuël en zij zeiden: Dit is een bestiering van de Here; wij kunnen niets tot u zeggen, ten kwade of ten goede. 51 Zie, daar is Rebekka, neem haar en ga heen, opdat zij de vrouw worde van de zoon van uw heer, zoals de Here gesproken heeft. (NBG51)

Genesis 24:67 67 Toen bracht Isaäk haar in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam Rebekka, en zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. Zo vond Isaäk troost na de dood van zijn moeder. (NBG51)

Dit huwelijk werd geregeld door de knecht van Abraham. Toch bleef dit huwelijk in het begin kinderloos, omdat Rebekka onvruchtbaar was. Zij was een bloedverwante van Isaäk. God is duidelijk in Zijn verordeningen, inzettingen en geboden:

Exodus 20:5 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, (NBG51)

Het bezoeken van de ongerechtigheden der vaderen is niet alleen geldig voor het tweede gebod, maar is van toepassing op alle geboden van de Wet, zoals Jakobus aanspoort:

Jakobus 2:10 10 Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden. (NBG51)

In deze situatie had Isaäk echter de juiste houding. Hij bad tot de Here, en God verhoorde zijn gebed. Dit is een machtig voorbeeld van de kracht van het gebed. Hij staat uniek tussen zijn vader Abraham en zijn zoon Jakob in het eenvoudige geloof en de vreze Gods (Genesis 31:42).

Genesis 25:19-21 19 Dit is de geschiedenis van Isaäk, de zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaäk. 20 Isaäk was veertig jaar oud, toen hij Rebekka, de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan-Aram, de zuster van de Arameeër Laban, tot vrouw nam. 21 Nu bad Isaäk de Here voor zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar; en de Here liet Zich door hem verbidden, en zijn vrouw Rebekka werd zwanger. (NBG51)

Het huwelijk van Isaäk en Rebekka was twintig jaar lang kinderloos. Hier zien wij weer dat de Here bovennatuurlijk bij Rebekka moest ingrijpen, net zoals Hij bij Sara gedaan had. Het staat niet in de Bijbel opgetekend, dat Abraham bad om de onvruchtbaarheid van Sara weg te nemen. Hij beschuldigde God veeleer hierin (Genesis 15:2-3).

Wij zullen zien hoe de situatie met Jakobs vrouwen was.

Genesis 28:5 5 Zo zond Isaäk Jakob weg, en deze ging naar Paddan-Aram, naar Laban, de zoon van Betuël, de Arameeër, de broeder van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau. (NBG51)

Genesis 29:1-10 1 En Jakob begaf zich op weg en ging naar het land der stammen van het Oosten. 2 Toen hij rondkeek, zag hij een put in het veld, en zie, drie kudden kleinvee waren daarbij gelegerd, want men placht de kudden uit die put te drenken. De steen op de opening van de put was groot; 3 als alle kudden daar bijeengedreven waren, wentelde men de steen van de opening van de put en drenkte het vee; daarna bracht men de steen weer op de opening van de put op zijn plaats. 4 En Jakob zeide tot de herders: Mijn broeders, vanwaar zijt gij? En zij zeiden: Wij zijn uit Haran. 5 Daarop zeide hij tot hen: Kent gij ook Laban, de zoon van Nachor? En zij zeiden: Ja. 6 Vervolgens zeide hij tot hen: Gaat het hem wel? En zij zeiden: Ja, maar zie daar komt zijn dochter Rachel aan met het kleinvee. 7 Toen zeide hij: Zie, het is nog volop dag, het is nog geen tijd, dat de kudde bijeengedreven wordt; drenkt het vee en gaat het weer weiden. 8 Maar zij zeiden: Dat kunnen wij niet, voordat al de kudden bijeengedreven zijn; dan wentelt men de steen van de opening van de put, en drenken wij het vee. 9 Terwijl hij nog met hen sprak, kwam Rachel er aan met het kleinvee van haar vader, want zij was een herderin. 10 Zodra Jakob Rachel, de dochter van Laban, de broeder van zijn moeder, zag, en het kleinvee van Laban, de broeder van zijn moeder, trad Jakob toe, wentelde de steen van de opening van de put en drenkte het vee van Laban, de broeder van zijn moeder. (NBG51)

Jakob was zeer onder de indruk van de verschijning van Rachel, en hij ging onmiddellijk tot handelen over om de kudde van haar vader water te geven. Hij werd tot over zijn oren verliefd op haar.

Genesis 29:11 11 En Jakob kuste Rachel en verhief zijn stem en weende. (NBG51)

Waarom weende Jakob zo hard? Waren het de diepe gevoelens van liefde, of de wetenschap, dat een huwelijk geplaagd zou worden door onvruchtbaarheid? Het was een bekend familie probleem.

Genesis 29:12 12 Daarop vertelde Jakob Rachel, dat hij een bloedverwant van haar vader was, en de zoon van Rebekka. Toen snelde zij weg en deelde het haar vader mede. (NBG51)

Familiebanden zijn buitengewoon belangrijk. Zij moeten wel echter in de juiste verhouding gezien worden. De geschiedenis is te begrijpen.

Genesis 29:13-16 13 Zodra Laban het bericht aangaande Jakob, de zoon zijner zuster, hoorde, snelde hij hem tegemoet, omhelsde hem en kuste hem hartelijk, en bracht hem in zijn huis. En hij vertelde dit alles aan Laban. 14 Toen zeide Laban tot hem: Waarlijk, gij zijt mijn eigen vlees en bloed. En hij bleef een volle maand bij hem. 15 En Laban zeide tot Jakob: Zoudt gij, omdat gij mijn bloedverwant zijt, mij dienen om niet? Zeg mij, wat uw loon moet zijn. 16 Nu had Laban twee dochters; de oudste heette Lea en de jongste Rachel. (NBG51)

De tekst laat duidelijk zien dat Laban het beste zocht voor zijn verwanten. Het karakter van Laban was echter hebzuchtig (Genesis 24;29-30, 53) zoals Jakob in de komende jaren zou ontdekken.

Genesis 29:17 17 Lea's ogen waren flets, maar Rachel was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk. (NBG51)

Hier zien wij de vergelijking tussen Lea en Rachel, waarbij Lea fletse ogen had. De Statenvertaling geeft een andere bewoording:

Genesis 29:17 17 Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht. (SVV)

Hier wordt vermeld, dat de ogen van Lea teder zijn. Dit werd gezien als een gebrek, in tegenstelling tot de verschijning van Rachel. Jamieson, Fausset geven een andere uileg hiervoor:

Dat is, zachte blauwe ogen – gezien als een ontsiering (Jamieson, Fausset, Brown Commentary Old Testament Vol. 1, 1991, Ages, Albany OR)

Omdat de ogen de spiegel van de ziel zijn, zijn deze een belangrijk kenmerk van een persoon. De ogen kunnen blauw, flets of bijziend zijn geweest. Er is geen reden om aan te nemen dat Lea niet een mooie vrouw was, net als haar zuster. Het was in de familie, dat de vrouwen, zelfs op hoge leeftijd mooi waren, zozeer zelfs, dat hun mannen bang waren voor hun eigen leven.

Dit was bijvoorbeeld het geval met Sarai, de vrouw van Abram, toen zij tenminste 65 jaar oud was.

Genesis 12:10-15 10 Toen er hongersnood in het land uitbrak, trok Abram naar Egypte, om daar als vreemdeling te vertoeven, want de hongersnood was zwaar in het land. 11 Toen hij op het punt stond Egypte binnen te trekken, zeide hij tot zijn vrouw Sarai: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt schoon van uiterlijk. 12 Wanneer de Egyptenaren u zien, zullen zij zeggen: Dit is zijn vrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven laten. 13 Zeg toch, dat gij mijn zuster zijt, opdat het mij om uwentwil welga, en ik om uwentwil in het leven moge blijven. 14 Zodra Abram Egypte binnentrok, zagen de Egyptenaren, dat de vrouw zeer schoon was; 15 en toen de vorsten van Farao haar zagen, roemden zij haar bij Farao, zodat de vrouw naar het huis van Farao gehaald werd. (NBG51)

Dezelfde soort leugen kwam uit angst voort bij Isaäk en Rebekka.

Genesis 26:6-9 6 Dus bleef Isaäk in Gerar. 7 Toen de mannen van die plaats hem naar zijn vrouw vroegen, zeide hij: Zij is mijn zuster, want hij durfde niet zeggen: Zij is mijn vrouw, want hij dacht: de mannen van die plaats mochten mij anders eens doden om Rebekka, omdat zij schoon van uiterlijk is. 8 Toen hij lange tijd daar geweest was, en Abimelek, de koning der Filistijnen, eens door het venster keek, zag hij, en zie, Isaäk was aan het minnekozen met zijn vrouw Rebekka. 9 Toen riep Abimelek Isaäk en zeide: Zij is zowaar uw vrouw; hoe hebt gij dan kunnen zeggen: zij is mijn zuster? Daarop zeide Isaäk tot hem: Omdat ik dacht: ik mocht anders eens om haar het leven verliezen. (NBG51)

Laban ging met Jakob onderhandelen over zijn loon, en uit hebzucht verkocht hij zijn dochter Rachel aan Jakob. Jakob aanvaardde het loon voor het zeven jaar lang hoeden van de kudden.

Genesis 29:18-20 18 En Jakob had Rachel lief. Daarom zeide hij: Ik wil u zeven jaren dienen om uw jongste dochter Rachel. 19 En Laban zeide: Het is beter, dat ik haar aan u geef dan dat ik haar aan een andere man geef; blijf bij mij. 20 Derhalve diende Jakob zeven jaren om Rachel, en die waren in zijn ogen als enkele dagen, omdat hij haar liefhad. (NBG51)

Jakob voelde diepe liefde voor Rachel, en de tijd vloog voor hem voorbij. Echter na verloop van de zeven jaar eiste hij, dat Rachel hem tot vrouw gegeven zou worden.

Genesis 29:21 21 Daarna zeide Jakob tot Laban: Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome. (NBG51)

Wij zien hier, dat, ondanks zijn brandende liefde voor haar, Jakob Rachel al die tijd niet seksueel gebruikt had. Zij was nog steeds maagd, wat in de toegefelijke wereld van vandaag bijna ondenkbaar is. Wij zien hier een voorbeeld, dat gevolgd moet worden.

Ondanks de gerechtvaardigde en eerlijke hoop die lag tussen hem en de verwachtingen van zijn toekomstige vrouw, was hetgeen toen uitgebroed werd, tegen Gods wet en een schending van het vertrouwen. Haar zuster Lea beroofde Rachel op bedrieglijke wijze van het huwelijk. Het is duidelijk dat Laban en Lea het bedacht hadden om Jakob te bedriegen en Rachel dwongen om dit zwijgend toe te laten of zelfs medeplichtig te zijn.

Lea was in haar oneerlijkheid en zwakte overgegaan tot bedrog, wat voor haar zuster en voor haar man voor de rest van hun leven invloed zou hebben en veel bitterheid in de familie veroorzaken. Zij schond een aantal geboden. De houding die zij in de familie bracht door de samenzwering en bedrog en bitterheid van haar, van haar vader en haar broers, zou ook haar jongere zuster en haar man aantasten. Het zou ook de bijvrouwen aantasten en uiteindelijk het hele fundament van de stammen Israëls.

Genesis 29:22-25 22 En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan. 23 Des avonds echter nam hij zijn dochter Lea en bracht haar tot hem, en hij kwam tot haar. 24 Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa, tot een slavin voor zijn dochter Lea. 25 Maar des morgens, zie, het was Lea. Toen zeide hij tot Laban: Wat hebt gij mij daar gedaan? Heb ik niet om Rachel bij u gediend, waarom hebt gij mij dan bedrogen? (NBG51)

Maar des morgens, zie het was Lea: Het moet voor Jakob een bittere desillusie geweest zijn, toen hij in de blauwe, misschien fletse ogen keek van Lea, in plaats van de donkere van Rachel. Omdat zij zusters waren, zullen zij wel hetzelfde figuur gehad hebben. Jakob kon tenminste in het donker niet het verschil zien. Hij was razend op Laban. De sluwe Laban kon hem echter verklaren waarom dit zo gedaan was, en deed een ander, voor zichzelf een winstgevend voorstel en bood Rachel aan Jakob voor de tweede maal te koop aan voor het loon van nogmaals zeven jaar arbeid.

Genesis 29:26-28 26 Daarop zeide Laban: Zo doet men niet hier ter plaatse, dat men de jongste ten huwelijk geeft voor de eerstgeborene. 27 Breng de bruiloftsweek met deze ten einde, dan zal u ook de andere gegeven worden voor de dienst, waarmede gij nog eens zeven jaren bij mij dienen zult. 28 En Jakob deed zo; Hij bracht de bruiloftsweek met haar ten einde; daarop gaf hij hem zijn dochter Rachel tot vrouw. (NBG51)

De bruiloftsweek ten einde brengen is de normale tijd voor een bruiloftsfeest of huwelijk. Dit huwelijk met Lea was tegen de wet.

Leviticus 18:6 6 Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here. (NBG51)

Een week later huwde Jakob Rachel. Het met Rachel gesloten huwelijk was op gelijke wijze ook tegen de wet, en de zonde werd tevens vermenigvuldigd:

Leviticus 18:18 18 Gij zult geen vrouw nemen als bijvrouw naast haar zuster om haar schaamte te ontbloten nevens haar, tijdens haar leven. (NBG51)

Genesis 29:29-30 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn slavin Bilha, haar tot een slavin. 30 Jakob kwam ook tot Rachel, en hij had Rachel lief, in tegenstelling met Lea. Aldus diende hij bij hem nog eens zeven jaren. (NBG51)

Er werd nog een ander aspect van de wet geschonden, dat verwijst naar de onmogelijkheid om iemand op te roepen voor dienst binnen een jaar van het huwelijk (Deuteronomium 20:7). Dit gaat niet alleen op voor oorlog, maar is een zaak van het behoud van erfdeel en nageslacht. Het werd in eerste instantie gebroken door de diefstal van de rechten van Rachel. In tweede instantie werd het gebroken door het dwarsbomen van de verwachtingen van Lea. Men kan echter zeggen dat zij dit over zichzelf uitgeroepen heeft.

Deze verwikkelingen in het huwelijk resulteerden in disharmonie tussen Jakob en zijn vrouwen en de vrouwen onder elkaar. Het zou een voortdurende belangrijke rol spelen in de familie relaties. De relaties kwamen nog meer onder spanning staan omdat beide vrouwen onvruchtbaar waren, door het feit, dat het een ongeoorloofd huwelijk was tussen bloedverwanten.

Genesis 29:31 31 Toen de Here zag, dat Lea niet bemind was, opende Hij haar schoot, maar Rachel bleef onvruchtbaar. (NBG51)

God kwam tussenbeide in de onvruchtbaarheid van Lea, omdat Jakob haar niet liefhad. God kwam niet tussenbeide in de onvruchtbaarheid van Rachel. Ondanks het feit dat Lea aan Jakob zonen schonk, had hij haar niet lief, en langzamerhand verloor Lea het vertrouwen dat Jakob haar ooit zou liefhebben, en tenslotte gaf zij aan God alle eer.

Genesis 29:32-35 32 En Lea werd zwanger, baarde een zoon, en gaf hem de naam Ruben, want, zo zeide zij, voorwaar, de Here heeft mijn ellende aangezien; voorwaar, nu zal mijn man mij liefhebben. 33 En zij werd wederom zwanger, baarde een zoon, en zeide: Voorwaar, de Here heeft gehoord, dat ik niet bemind ben, en heeft mij ook deze geschonken; en zij gaf hem de naam Simeon. 34 Wederom werd zij zwanger, baarde een zoon, en zeide: Nu zal mijn man zich ditmaal aan mij hechten, omdat ik hem drie zonen gebaard heb; daarom gaf zij hem de naam Levi. 35 En zij werd wederom zwanger, baarde een zoon, en zeide: Nu zal ik de Here loven; daarom gaf zij hem de naam Juda. Toen hield zij op met baren. (NBG51)

Nu komt voor de eerste keer het karakter van Rachel naar voren. Het was ook niet een erg prettig karakter, en zij leek later in veel opzichten op haar vader Laban. Zij werd jaloers op Lea vanwege al haar kinderen en gaf Jakob de schuld voor haar onvruchtbaarheid:

Genesis 30:1 1 Toen Rachel zag, dat zij Jakob geen kinderen baarde, werd Rachel jaloers op haar zuster, en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen; zo niet, dan sterf ik. (NBG51)

Hoewel Jakob heel goed wist, dat Rachel onvruchtbaar was door het bloedverwantschap tussen hem en haar, en dat de Here ter wille van haar tussenbeide kon komen, volgde hij niet het voorbeeld van het eenvoudige geloof dat zijn vader Isaäk had getoond in het geval van Rebekka. Hij bad niet voor haar, maar werd boos over de situatie. Dit werd door Rachel met dezelfde zet beantwoord als Sara gedaan had bij Abraham, door hem de slavin Hagar tot vrouw te geven om substituut (=plaatsvervangend) kinderen te dragen. Rachel gaf haar slavin Bilha aan Jakob met hetzelfde doel om substituut kinderen te dragen. Om de cirkel rond te maken gaf Lea later haar slavin Zilpa aan Jakob tot vrouw om ook voor haar plaatsvervangende kinderen te dragen:

Genesis 30:2-13 2 Toen ontbrandde Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Neem ik de plaats van God in, die u de vrucht van de schoot ontzegd heeft? 3 Maar zij zeide: Hier is mijn slavin Bilha, kom tot haar, en zij bare op mijn knieën, opdat ook ik uit haar gebouwd worde. 4 En zij gaf hem haar slavin Bilha tot vrouw; en Jakob kwam tot haar. 5 Bilha werd zwanger en baarde Jakob een zoon. 6 Toen zeide Rachel: God heeft mij recht verschaft, ook heeft Hij mij verhoord en mij een zoon gegeven; daarom gaf zij hem de naam Dan. 7 Wederom werd Bilha, de slavin van Rachel, zwanger en baarde Jakob een tweede zoon. 8 Toen zeide Rachel: Op bovenmenselijke wijze heb ik met mijn zuster geworsteld, ook heb ik overmocht; en zij gaf hem de naam Naftali. 9 Toen Lea zag, dat zij had opgehouden te baren, nam zij haar slavin Zilpa en gaf haar aan Jakob tot vrouw. 10 En Zilpa, de slavin van Lea, baarde Jakob een zoon. 11 Toen zeide Lea: Het geluk is gekomen, en zij gaf hem de naam Gad. 12 En Zilpa, de slavin van Lea, baarde Jakob een tweede zoon. 13 Toen zeide Lea: Ik gelukkige! Voorzeker zullen de jongedochters mij gelukkig prijzen; en zij gaf hem de naam Aser. (NBG51)

De hele situatie laat niet bepaald een normale en hechte familieband zien. Jakob was een speelbal geworden van zijn vier vrouwen en zijn kinderen.

Nu volgt het vreemde voorval met de alruin of liefdesappelen. Wij zien hier het gebruik van de liefdesappelen door de vrouwen, zoals deze werden gebruikt in de heidense wereld en in hekserij en toverij. De Bijbel is zeer duidelijk over de toverij:

1Samuel 15:23 23 Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim. Omdat gij het woord des Heren verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn. (NBG51)

2Kronieken 33:6 6 Ja, hij deed zijn zonen door het vuur gaan in het dal Ben-hinnom en liet zich in met toekomstvoorspellingen, waarzeggerij en toverij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des Heren en krenkte Hem daardoor. (NBG51)

De alruin (Mandragora officinarum L.) komt oorspronkelijk uit het oostelijke Middellandse zeegebied en West Azië. De oude Grieken en Egyptenaren begonnen het als een verdovingsmiddel te gebruiken. Men kan afbeeldingen ervan vinden in de Egyptische piramiden. De mummies kregen kransen van "liefdesappelen" op hun reis naar het dodenrijk. De vruchten van de alruin – liefdesappelen – worden ook in de Bijbel genoemd. Zij werden gebruikt in mengsels om hartstocht en zwangerschap op te wekken. Het behoort tot de magische kruiden en men dichtte er bovennatuurlijke eigenschappen aan toe, en door middel van drankjes, hiervan gemaakt, kon men iemand in zijn macht krijgen. De wortel ervan werd toverkracht toegeschreven, omdat het de gelijkenis van het menselijk lichaam heeft. De persoon, die een alruinwortel had werd als zeer gelukkig beschouwd – de wortel zorgde ervoor dat de eigenaar een goed leven zou hebben. Men moest de wortel vóór zijn dood verkopen voor een lagere prijs dan waarvoor men deze gekocht had. Iemand die de wortel gratis kreeg zou zichzelf nooit uit de handen van de duivel kunnen bevrijden (www.members.xoom.com, 1998, Bewitching herbs, Mandrake)

Genesis 30:14-16 14 Toen Ruben in de dagen van de tarweoogst naar buiten ging, vond hij op het veld liefdesappelen, die hij aan zijn moeder Lea bracht. En Rachel zeide tot Lea: Geef mij toch enige van de liefdesappelen van uw zoon. 15 Maar zij zeide tot haar: Is het niet genoeg, dat gij mijn man genomen hebt? En nu ook nog de liefdesappelen van mijn zoon nemen? Rachel zeide: Daarom mag hij vannacht bij u liggen voor de liefdesappelen van uw zoon. 16 Toen Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea hem tegemoet, en zeide: Kom bij mij, want ik heb u eerlijk gehuurd voor de liefdesappelen van mijn zoon. Daarom lag hij die nacht bij haar. (NBG51)

Jakob was door zijn vrouwen beet genomen en hij werd door Rachel verkocht voor liefdesappelen, dat hij met Lea zou slapen. De tekst geeft niet aan dat één van de vrouwen, hetzij Lea of Rachel, toverij pleegden met de liefdesappelen.

1Samuel 15:23 23 Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim. Omdat gij het woord des Heren verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn. (NBG51)

De dochters van Laban schijnen beïnvloed te zijn door deze afgodische praktijken zoals wij zien uit het gebruik van de terafim en kruiden voor vruchtbaarheidsdoeleinden. De liefdesappelen hielpen Rachel echter niet. Lea schonk Jakob nog meer kinderen.

Genesis 30:17-18 17 En God hoorde naar Lea, zij werd zwanger en baarde Jakob een vijfde zoon. 18 Toen zeide Lea: God heeft mij mijn loon gegeven, omdat ik mijn slavin aan mijn man gegeven heb; en zij gaf hem de naam Issakar. (NBG51)

De latere zegen van Jakob aan zijn zoon Issakar laat de omstandigheden zien van zijn verwekking en toekomst:

Genesis 49:14-15 14 Issakar is een bonkige ezel, die tussen de stallingen ligt; 15 als hij ziet, dat de rust goed is, en dat het land liefelijk is, buigt hij zijn schouder om te torsen en leent zich tot slaafse herendienst. (NBG51)

Na de geboorte van Issakar schonk Lea het leven aan Zebulon en Dina.

Genesis 30:19-21 19 Wederom werd Lea zwanger en baarde Jakob een zesde zoon. Toen zeide Lea: 20 God heeft mij een schoon geschenk gegeven; ditmaal zal mijn man bij mij wonen, omdat ik hem zes zonen gebaard heb; en zij gaf hem de naam Zebulon. Daarna baarde zij een dochter en noemde haar Dina. (NBG51)

Rachel leerde op harde wijze om naar God te zien voor hulp. Eerst had zij Jakob beschuldigd omdat zij niet in staat was om kinderen te krijgen. Dit werd gevolgd door de poging om plaatsvervangende kinderen te krijgen door Bilha. Later probeerde zij haar problemen op te lossen met de liefdesappelen, die ze verkregen had door Jakob aan haar zuster te verhuren. Het gevolg was dat Lea nog drie kinderen kreeg. Tenslotte zocht zij de hulp bij God, omdat zij nu misschien begreep dat haar onvruchtbaarheid veroorzaakt werd door zonde en dat alleen God ter wille van haar tussenbeide kon komen, zoals Hij ook gedaan had ter wille van Lea in haar zonde en ellende.

Genesis 30:22-24 22 Toen gedacht God Rachel, en God verhoorde haar; Hij opende haar schoot, 23 en zij werd zwanger en baarde een zoon. Toen zeide zij: God heeft mijn smaad weggenomen; 24 en zij gaf hem de naam Jozef, zeggende: Moge de Here mij er nog een andere zoon bijvoegen. (NBG51)

Na al die jaren van zoeken, tegengesteld aan Gods weg, had Rachel nu de hulp van God gezocht, en Hij had haar schande weggenomen. Rachel gaf God de eer hiervoor en vroeg onmiddellijk nog een zoon. Na vele jaren (tenminste zes) gaf God haar nog een andere zoon.

Jakob vond nu dat de tijd, die hij voor Laban gewerkt had, voorbij was en dat het moment gekomen was om naar huis terug te keren. Wij zien hieronder dat het toch nog ten minste twintig jaar werd.

Genesis 30:25-26 25 Nadat Rachel Jozef gebaard had, zeide Jakob tot Laban: Laat mij vertrekken, opdat ik naar mijn geboorteplaats en mijn land ga. 26 Geef mij mijn vrouwen en kinderen, om wie ik u gediend heb, opdat ik moge heengaan, want gij weet welke diensten ik voor u verricht heb. (NBG51)

De hebzuchtige Laban vond het maar niets om een goede en ijverige herder kwijt te raken, en hij probeerde opnieuw de diensten van Jakob voor langere tijd te kopen. Dit keer was Jakob hem te slim af.

Genesis 30:27-43 27 Daarop zeide Laban tot hem: Mocht ik uw genegenheid gewonnen hebben! Ik heb waargenomen, dat de Here mij om uwentwil gezegend heeft. 28 En hij zeide: Bepaal, wat uw loon bij mij zal zijn; en ik zal het geven. 29 Daarop zeide hij tot hem: Gij zelf weet, hoe ik u gediend heb, en hoe het met uw kudde bij mij gegaan is; 30 want wat gij bezat, voordat ik kwam, was weinig, maar het heeft zich uitgebreid in menigte, en de Here heeft u gezegend, waarheen ik mijn voet ook wendde; nu dan, wanneer zal ik ook eens voor mijn eigen huis kunnen werken? 31 Toen zeide hij: Wat zal ik u geven? Maar Jakob zeide: Gij behoeft mij niets te geven; ik zal wederom uw vee weiden en hoeden, indien gij mij slechts dit wilt toestaan: 32 Ik zal heden door al uw kleinvee gaan en daaruit elk gespikkeld en gevlekt stuk kleinvee afzonderen; elk zwart stuk onder de schapen, en wat gevlekt en gespikkeld is onder de geiten, dat zal mijn loon zijn. 33 En mijn eerlijkheid zal morgen voor mij spreken, wanneer gij mijn loon zult komen bezichtigen: alles wat niet gespikkeld of gevlekt is onder de geiten of zwart onder de schapen, dat zal als door mij gestolen gelden. 34 Daarop zeide Laban: Zie, het geschiede naar uw woord. 35 Toen zonderde hij op die dag de gestreepte en gevlekte bokken af en alle gespikkelde en gevlekte geiten, alles waaraan iets wits was, benevens alles wat zwart was onder de schapen, en hij stelde het onder de hoede van zijn zonen. 36 En Laban bepaalde een afstand van drie dagreizen tussen zich en Jakob, en Jakob weidde het overige vee van Laban. 37 Toen nam Jakob zich verse takken van populieren, amandelbomen en platanen, en schilde daarop witte strepen door het wit aan de takken te ontbloten. 38 Hij legde de takken die hij geschild had, in de troggen, in de drinkbakken, waar het kleinvee kwam drinken, vlak voor het kleinvee; en zij werden bronstig, als zij kwamen drinken. 39 Was het kleinvee bronstig geworden bij de takken, dan wierp het gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen. 40 Dan scheidde Jakob de schapen af, keerde de koppen van het kleinvee naar het gestreepte en naar al het zwarte onder Labans kleinvee, en zette die kudden voor zich afzonderlijk, en plaatste ze niet bij het kleinvee voor Laban. 41 En telkens, als het sterkste kleinvee bronstig werd, legde Jakob de takken voor het kleinvee in de troggen, opdat zij bij de takken bronstig zouden worden. 42 Maar als het kleinvee zwak was, legde hij ze er niet in; aldus waren de zwakke dieren voor Laban en de sterke voor Jakob. 43 Derhalve nam die man ten zeerste toe in bezit, en hij had veel kleinvee, slavinnen, slaven, kamelen en ezels. (NBG51)

Deze sterke toename in rijkdom binnen zes jaar, ten koste van Laban, zou een verandering in de houding van Laban en zijn zonen jegens Jakob betekenen.

Genesis 31:1-2 1 En hij hoorde de zonen van Laban zeggen: Jakob heeft zich alles toegeëigend wat van onze vader was, en uit hetgeen van onze vader was heeft hij zich al deze rijkdom gevormd. 2 Ook lette Jakob op het gezicht van Laban, en zie, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren. (NBG51)

De Here zei toen tegen Jakob, dat hij zich klaar moest maken voor de terugreis. Daarop riep Jakob Rachel en Lea en legde de redenen uit, waarom hij wilde weggaan.

Genesis 31:3-13 3 Toen zeide de Here tot Jakob: Keer terug naar het land uwer vaderen en naar uw maagschap, en Ik zal met u zijn. 4 Daarop liet Jakob Rachel en Lea roepen naar het veld, bij zijn kleinvee, en zeide tot haar: 5 Ik bemerk, dat het gezicht van uw vader jegens mij niet is als gisteren en eergisteren, maar de God mijns vaders is met mij geweest. 6 Ook weet gij zelf, dat ik met al mijn kracht uw vader gediend heb. 7 Maar uw vader heeft mij bedrogen en mijn loon tienmaal veranderd, doch God heeft hem niet toegelaten mij te benadelen. 8 Wanneer hij zeide: de gespikkelde zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee gespikkelde jongen; en wanneer hij zeide: de gestreepte zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee gestreepte jongen. 9 Zo heeft God de kudde uws vaders weggenomen en mij gegeven. 10 Het gebeurde eens in de tijd, toen het kleinvee bronstig was, dat ik mijn ogen opsloeg en ik zag in de droom, en zie, de bokken die het kleinvee besprongen, waren gestreept, gespikkeld en gevlekt. 11 En de Engel Gods zeide tot mij in de droom: Jakob. En ik zeide: Hier ben ik. 12 En Hij zeide: Sla toch uw ogen op en zie toe: al de bokken die het kleinvee bespringen, zijn gestreept, gespikkeld en gevlekt, want Ik heb gezien alles wat Laban u aandoet. 13 Ik ben de God van Betel, waar gij een opgerichte steen gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte gedaan hebt; welnu, maak u reisvaardig, ga uit dit land weg en keer naar het land uwer maagschap terug. (NBG51)

Het probleem van Rachel en Lea was heel duidelijk. Zij voelden zich ook als vreemdelingen verkocht door hun vader. Zij toonden, misschien wel volkomen begrijpelijk, totaal geen respect meer jegens hem. Niettemin waren zij in hun houding ongehoorzaam aan het vijfde gebod.

Deuteronomium 5:16 16 Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wel ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft. (NBG51)

Genesis 31:14-16 14 Toen antwoordden Rachel en Lea en zeiden tot hem: Hebben wij nog deel of erfenis in het huis van onze vader? Zijn wij door hem niet als vreemden geacht, omdat hij ons verkocht heeft? Ook heeft hij ons geld geheel en al opgemaakt. Doch al de rijkdom, die God van onze vader weggenomen heeft, die behoort ons en onze kinderen; nu dan, doe al wat God u gezegd heeft. (NBG51)

Nadat hij de toestemming van zijn vrouwen gekregen had, maakte Jakob zich gereed en ging hij weg met alles wat hij had, zonder Laban op de hoogte te stellen.

Genesis 31:17-19a 17 Toen maakte Jakob zich reisvaardig, zette zijn kinderen en zijn vrouwen op de kamelen, 18 en dreef zijn gehele kudde voort en al de have, die hij verworven had, de kudde, die zijn eigendom was, die hij in Paddan-Aram verworven had, om te gaan naar zijn vader Isaäk, naar het land Kanaän. 19a Laban nu was heengegaan om zijn schapen te scheren. (NBG51)

Dan komt het drama op het keerpunt:

Genesis 31:19b 19b Toen stal Rachel de terafim van haar vader. (NBG51)

Rachel stal de huisgoden, beelden, in het Hebreeuws terafim. Dit laat zien, dat de afgoderij van Babylon nog steeds aan Labans familie kleefde. Door dit te doen was Rachel ongehoorzaam, niet slechts aan één gebod, maar aan alle.

Zij schond, zoals wij zullen zien met het hele huishouden van Laban het eerste gebod, door andere goden te hebben, de terafim:

Deuteronomium 5:7 7 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. (NBG51)

Rachel en het huishouden van Laban schonden het tweede gebod door gesneden beelden te hebben:

Deuteronomium 5:8-10 8 Gij zult u geen gesneden beeld maken van enige gestalte, die boven in de hemel of onder op de aarde is of die in de wateren onder de aarde is. 9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 10 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. (NBG51)

Rachel schond, net als Lea vóór haar in de huwelijks overeenkomst, het derde gebod, omdat zij de naam van God ijdel gebruikte (Genesis 31:16) en zij was schuldig.

Deuteronomium 5:11 11 Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. (NBG51)

Rachel en Lea hadden het eerste gebod geschonden. Wij mogen hieruit misschien afleiden, dat zij als gevolg daarvan ook het vierde gebod gebroken hadden, om deze op zijn minst heilig te houden. Het vierde Gebod is een teken en zegel van de aanbidding van de Enige Waarachtige God.

Exodus 20:8-10 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. (NBG51)

Jesaja 56:1-8 1 Zo zegt de Here: Onderhoudt het recht en doet gerechtigheid, want mijn heil staat gereed om te komen en mijn gerechtigheid om zich te openbaren. 2 Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet. 3 Laat dan de vreemdeling die zich bij de Here aansloot, niet zeggen: De Here zal mij zeker afzonderen van zijn volk; en laat de ontmande niet zeggen: Zie, ik ben een dorre boom. 4 Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: 5 Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters; Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden. 6 En de vreemdelingen die zich bij de Here aansloten om Hem te dienen, en om de naam des Heren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: 7 hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken. 8 Het woord van de Here Here, die de verdrevenen van Israël bijeenbrengt, luidt: Ik zal daartoe nog meerderen bijeenbrengen, dan er reeds toegebracht zijn. (NBG51)

Rachel had de huisgoden van haar vader gestolen. Zij eerde haar aardse vader niet in haar houding, uit boosheid, omdat hij haar verkocht had. Lea had dezelfde houding en wij kunnen hieruit afleiden dat zij eens van zin waren, maar misschien niet in medeplichtigheid. Zij had geen respect voor haar vaders eigendom. Hoewel zij en Lea meenden dat het hun rechtmatig toekwam, omdat zij ervan beroofd waren. Rachel eerde ook haar hemelse Vader niet, door al Zijn geboden te schenden, zoals Lea het vóór haar gedaan had.

Deuteronomium 5:16 16 Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wel ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft. (NBG51)

Rachel schond, net als eerder Lea, het zesde gebod door haar zonden en onberouwelijke houding. Zij pleegde geestelijke zelfmoord.

Deuteronomium 5:17 17 Gij zult niet doodslaan. (NBG51)

Rachel schond ook het zevende gebod. Net als Lea, die bedrog gepleegd had en met Jakob sliep, toen hij geloofde dat zij een andere vrouw was en zijn rechtmatige echtgenote, schond Rachel deze wet geestelijk. Hoewel er misschien geen fysiek overspel geweest was, deed zij het geestelijk in afgoderij door andere goden te hebben.

Ezechiël 23:36-38 36 En de Here zeide tot mij: Mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba richten? Houd haar dan haar gruwelen voor, 37 want zij hebben overspel bedreven en er kleeft bloed aan haar handen; met haar afgoden hebben zij overspel bedreven en zij hebben hun ook de zonen die zij Mij gebaard hadden, tot spijze gewijd. 38 Bovendien hebben zij Mij dit aangedaan: verontreinigd hebben zij in die tijd mijn heiligdom, mijn sabbatten ontheiligd. (NBG51)

Deuteronomium 5:18 18 En gij zult niet echtbreken. (NBG51)

Dat Rachel het achtste gebod schond door het stelen van afgoden is duidelijk:

Deuteronomium 5:19 19 En gij zult niet stelen. (NBG51)

Rachel vertelde Jakob niet wat zij gedaan had, zoals wij zullen lezen in Genesis 31:32. Lea had ook de rechten van Jakob en haar zuster gestolen door misleiding. Omdat Rachel op dat moment of zwanger was of onvruchtbaar, loog zij tegen haar vader omtrent haar gesteldheid op het moment in Genesis 31:35 en schond aldus ook het negende gebod:

Deuteronomium 5:20 20 En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. (NBG51)

Zo had Lea ook een vals getuigenis afgelegd in de hierboven vermelde zaken.

Rachel was schuldig aan het schenden van het tiende gebod door begeerte, net als Lea eerder gedaan had met het huwelijk. Het schenden van dit gebod leidde tot het schenden van alle andere. Het beheerst ons denken, en onze houding en al onze daden, goed of kwaad.

Deuteronomium 5:21 21 En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, gij zult uw zinnen niet zetten op uws naasten huis, noch op zijn akker, noch op zijn dienstknecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, noch op iets, dat van uw naaste is. (NBG51)

Wij hebben gezien dat door diefstal en bedrog Rachel en Lea schuldig werden aan het schenden van alle geboden. Ook Jakob was niet vrij van diefstal:

Genesis 31:20 20 En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syriër, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. (SSV)

Het is volkomen te begrijpen, dat Laban, toen hij gewaar werd, dat Jakob er met zijn vrouwen, kinderen en vee er van door was gegaan, hulp zocht door middel van wichelarij van zijn terafim, hetgeen hij ook noemt, en ook zijn kostbaarheden controleerde, en tot zijn woede merkte, dat deze ook gestolen waren. Vervuld met bittere wrok ging hij op weg om zijn gram te halen. God, die echter het gevaar kende van deze geestesgesteldheid, kwam tot Laban in een droom en waarschuwde hem om geen enkel kwaad te doen.

Genesis 31:22-31 22 Toen aan Laban op de derde dag werd bericht, dat Jakob gevlucht was, 23 nam hij zijn verwanten met zich mee, achtervolgde hem zeven dagreizen ver, en haalde hem in op het gebergte van Gilead. 24 En God kwam in een droom des nachts tot de Arameeër Laban en zeide tot hem: Neem u wel in acht, dat gij met Jakob niet ten goede of ten kwade spreekt. 25 Toen Laban Jakob bereikte, had Jakob zijn tent opgeslagen in het gebergte; ook Laban met zijn verwanten sloegen hun tent in het gebergte van Gilead op. 26 En Laban zeide tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij mij misleid en mijn dochters als krijgsgevangenen weggevoerd hebt? 27 Waarom zijt gij heimelijk gevlucht en hebt gij mij misleid en het mij niet medegedeeld? Ik zou u dan uitgeleide hebben gedaan met vreugdebetoon en liederen, met tamboerijn en citer. 28 Gij hebt mij niet eens gelegenheid gegeven mijn zonen en dochters te kussen; zodoende hebt gij dwaas gehandeld. 29 Het is in mijn macht u kwaad te doen, maar de God van uw vader heeft gisterennacht tot mij gezegd: Neem u in acht, dat gij met Jakob niet ten goede of ten kwade spreekt. 30 Nu dan, als gij zijt heengegaan, enkel omdat gij zo vurig naar uws vaders huis verlangt, waarom hebt gij dan mijn goden gestolen? 31 Toen antwoordde Jakob en zeide tot Laban: Ik was bevreesd, omdat ik dacht, dat gij mij uw dochters zoudt ontrukken. (NBG51)

Hier hebben wij de erkenning van de God van Isaäk door Laban, en hij nam de woorden die tot hem gesproken waren in acht. Desondanks verlangde hij de teruggave van zijn afgoden. Dit is een merkwaardige situatie. Jakob was ervan overtuigd, dat niemand de terafim gestolen had en hij zwoer hierop een plechtige eed, die verstrekkende gevolgen zou hebben:

Genesis 31:32 32 Bij wie gij uw goden vindt, die blijve niet in leven; onderzoek in tegenwoordigheid van onze verwanten al wat ik bij mij heb, en neem het mee. Want Jakob wist niet, dat Rachel ze gestolen had. (NBG51)

Zonder het te beseffen had Jakob zijn meest geliefde vrouw Rachel ter dood veroordeeld!

Genesis 31:33-35 33 Toen kwam Laban in de tent van Jakob en in de tent van Lea en in de tent der beide slavinnen, maar hij vond ze niet. Nadat hij uit de tent van Lea gegaan was, kwam hij in de tent van Rachel. 34 Rachel nu had de terafim genomen en in het kameelzadel gelegd, en was daarop gaan zitten. En Laban doorzocht de gehele tent, maar vond ze niet. 35 En zij zeide tot haar vader: Mijn heer worde niet toornig, omdat ik voor u niet kan opstaan, want het gaat mij naar de wijze der vrouwen. En hij zocht nauwkeurig, maar vond de terafim niet. (NBG51)

Toen Laban de terafim niet vond, was dit een grote opluchting voor Jakob en hij voelde zich door dit feit gesterkt en sprak op hoge toon tot Laban:

Genesis 31:36-43 36 Toen werd Jakob toornig en twistte met Laban, en Jakob antwoordde en zeide tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat is mijn zonde, dat gij mij zo heftig achtervolgd hebt? 37 Nu gij al mijn huisraad doorzocht hebt, wat hebt gij gevonden van al het huisraad van uw huis? Leg het hier neer voor de ogen van mijn en uw broeders, opdat zij scheidsrechters tussen ons zijn. 38 Het is nu twintig jaar, dat ik bij u geweest ben; uw ooien en uw geiten hebben geen misdracht gehad en de rammen van uw kleinvee heb ik niet gegeten. 39 Wat verscheurd was, bracht ik niet tot u, ik moest het zelf vergoeden; wat gestolen was, hetzij bij dag, hetzij bij nacht, hebt gij van mijn hand geëist. 40 Zo ging het mij: des daags sloopte mij de hitte en des nachts de koude, en de slaap week van mijn ogen. 41 Het is nu twintig jaar, dat ik in uw huis geweest ben; ik heb u veertien jaar om uw beide dochters gediend en zes jaar om uw vee, en gij hebt mijn loon tienmaal veranderd. 42 Indien de God van mijn vader, de God van Abraham en de Vreze van Isaäk, niet met mij was geweest, dan zoudt gij mij nu voorzeker met lege handen hebben weggezonden; mijn ellende en de arbeid mijner handen heeft God aangezien en Hij heeft gisterennacht het geding beslist. 43 Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters en deze kinderen zijn mijn kinderen en dit vee is mijn vee, ja, al wat gij ziet, dat is van mij; wat zou ik dan nu mijn eigen dochters en de kinderen die zij gebaard hebben, kunnen aandoen? (NBG51)

Laban besefte nu, dat hij de zaak verloren had, en hij probeerde zo goed mogelijk zijn gezicht te redden door een verbond te sluiten, en hij keerde naar huis terug.

Genesis 31:43-55 43 Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters en deze kinderen zijn mijn kinderen en dit vee is mijn vee, ja, al wat gij ziet, dat is van mij; wat zou ik dan nu mijn eigen dochters en de kinderen die zij gebaard hebben, kunnen aandoen? 44 Welnu, komaan, laten wij een verbond sluiten, ik en gij, opdat het tot een getuige zij tussen mij en u. 45 Daarop nam Jakob een steen en zette die overeind als een opgerichte steen. 46 Voorts zeide Jakob tot zijn verwanten: Brengt stenen bijeen. Toen haalden zij stenen en maakten een hoop en zij hielden daar bij die hoop een maaltijd. 47 Laban noemde hem Jegar-sahaduta, en Jakob noemde hem Gal-ed. 48 En Laban zeide: Deze steenhoop zij heden getuige tussen mij en u. Daarom noemde hij hem Gal-ed, 49 en ook Mispa, want hij zeide: De Here houde wacht tussen mij en u, wanneer wij van elkander gescheiden zullen zijn. 50 Indien gij mijn dochters vernederend behandelt, en indien gij behalve mijn dochters vrouwen neemt, zie toe, al is er niemand bij ons, God is getuige tussen mij en u. 51 Voorts zeide Laban tot Jakob: Zie, deze steenhoop, en zie, de opgerichte steen die ik geplaatst heb tussen mij en u, 52 deze steenhoop zij getuige, en de opgerichte steen zij getuige: voorzeker, ik zal deze steenhoop niet voorbijtrekken naar u toe, en gij zult deze hoop en deze opgerichte steen niet voorbijtrekken naar mij toe, met kwade bedoeling. 53 De God van Abraham en de God van Nachor, de God van hun vader, mogen richten tussen ons. Toen zwoer Jakob bij de Vreze van zijn vader Isaäk. 54 En Jakob bracht een slachtoffer op die berg en nodigde zijn verwanten tot een maaltijd. En zij hielden de maaltijd en overnachtten op de berg. 55 De volgende morgen vroeg kuste Laban zijn zonen en dochters en zegende hen, en Laban keerde terug naar zijn woonplaats. NBG51)

Wij laten de gebeurtenissen van Jakob en Esau, Pniël en Dina voor een andere studie rusten, en vervolgen de geschiedenis met Jakob in Betel, waarbij Jakob alle vreemde goden uit zijn huishouden verwijderde.

Genesis 35:1-3 1 En God zeide tot Jakob: Maak u reisvaardig, trek naar Betel, blijf daar, en richt er een altaar op voor de God, die u verschenen is, toen gij vluchttet voor uw broeder Esau. 2 Toen zeide Jakob tot zijn huis en tot allen die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden die in uw midden zijn, reinigt u en verwisselt uw klederen. 3 Laten wij ons dan gereed maken en naar Betel trekken, en ik zal daar een altaar oprichten voor die God, die mij geantwoord heeft ten dage mijner benauwdheid, en die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben. (NBG51)

Het daarop volgende ogenblik moet een verschrikkelijke schok voor Jakob geweest zijn, toen alle vreemde goden aan hem gegeven werden. Hieronder waren ook de terafim, door Rachel gestolen. Hij moet als door de bliksem getroffen zijn en doodsbang, toen het bleek dat Rachel deze gestolen had, en hij herinnerde zich de eed, die hij gezworen had, dat degene, bij wie de terafim gevonden zou worden, niet langer zou leven. Op dit moment was Rachel na al die jaren voor de tweede maal zwanger .

Genesis 35:4 4 Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die in hun bezit waren, en de ringen die in hun oren waren, en Jakob begroef ze onder de terebinta die bij Sichem is. (NBG51)

De werkelijke reden om de vreemde goden weg te nemen kan ook wel geweest zijn dat de terafim niet zomaar gewone terracotta figuurtjes geweest waren, maar in feite voorwerpen van goud of zilver (vgl. Richteren 18:14). Wij kunnen dit aspect ook afleiden uit de argumenten die door de dochters van Laban, Lea en Rachel, naar voren gebracht werden en de berisping van Laban door Jakob zoals wij hierboven gezien hebben. Er was een echt diepe en blijvende wrok bij de dochters van Laban en zijn schoonzoon over de behandeling die zij ondergaan hadden, en zij voelden zich allen bedrogen. Door dit gedrag had hij hen allen geprikkeld om de geboden te schenden. Laban was met bedrog en diefstal begonnen met zijn oudste dochter Lea, die dit onrecht ook beging. Bewust waagde zij het om de geboden te schenden en het onteren van haar man en haar zuster, die zij eerst moest tarten en bedriegen voor haar echtgenoot en het geboorterecht van haar kinderen. Uiteindelijk zou dit ook haar vader zijn. Deze diefstal werd niet door God goedgekeurd, die in het einde het geboorterecht overdroeg aan de zonen van Rachel door Jozef. De eerstgeborene Ruben had zijn vader onteerd, door te liggen bij Bilha, de bijvrouw van zijn vader (Genesis 35:22), en werkte daardoor mee aan de overdracht. Deze zaak zou vérstrekkende gevolgen hebben in het erfdeel en geboorterecht van de stammen, en werd ook dienovereenkomstig bestraft.

Deze tragedie van het schenden van de wet, heeft ook een schending van verantwoordelijkheid onder de wet tot gevolg, wat in het Nieuwe Testament behandeld zou worden, omdat het in het Oude Testament verkeerd begrepen werd. Het gebod is dat men zijn kinderen niet moet verbitteren, opdat zij niet moedeloos worden (Efeziërs 6:4; Kolossenzen 3:21).

David had ook te maken met het gebruik van terafim door Michal. Uiteindelijk speelde het een rol in het behoud van zijn leven (1Samuel 19:13). Voor de betekenis van de vreemde goden en oorringen lees de artikelen: De oorsprong van het dragen van oorringen en juwelen in oude tijden [197] en Het gouden kalf [222].

Genesis 35:5-15 5 Daarna braken zij op. En de schrik voor God viel op de steden rondom hen, zodat zij de zonen van Jakob niet achtervolgden. 6 Toen Jakob aangekomen was te Luz, in het land Kanaän, dat is Betel, hij en al het volk dat bij hem was, 7 bouwde hij daar een altaar, en hij noemde die plaats El-Betel, omdat God Zich daar aan hem geopenbaard had, toen hij voor zijn broeder vluchtte. 8 Toen Debora, de voedster van Rebekka, gestorven was, werd zij begraven beneden Betel onder een eik, en men noemde die: Eik van geween. 9 En God verscheen wederom aan Jakob, bij zijn komst uit Paddan-Aram, en zegende hem; 10 en God zeide tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël. 11 En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar en word talrijk; een volk, ja een menigte van volken, zal uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen. 12 En dit land, dat Ik Abraham en Isaäk gegeven heb, zal Ik u geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven. 13 En God voer op van hem ter plaatse, waar Hij met hem gesproken had. 14 En Jakob zette een opgerichte steen ter plaatse, waar Hij met hem gesproken had, een stenen zuil, en hij stortte een plengoffer erover uit en goot er olie op. 15 En Jakob noemde de plaats, waar God met hem gesproken had, Betel. (NBG51)

Wij naderen nu de climax van het drama. Jakob had eenmaal de doodstraf over Rachel uitgesproken, zonder het te weten, en het bleef voor een tijd verborgen. Door echter zijn huishouden op te dragen zich te reinigen, kwam het met volle kracht aan het licht. God had ook Rachel een tweede zoon beloofd. Zij was nu zwanger. Daarom kon Jakob niet de doodstraf voltrekken, omdat het ongeboren leven geen geweld aangedaan mocht worden. Hij probeerde ook niet een dergelijke straf uit te voeren.

Rachel stierf tijdens de geboorte van haar zoon, die zij Benoni noemde, maar door Israël Benjamin genoemd werd, en de doodstraf werd op deze zo schijnbaar tragische wijze voltrokken.

Dit heeft niets te doen met de dwaze gelofte van Jefta, die hij onwettig gedaan had (Richteren 11:30-35).

Genesis 35:16-20 16 Daarna braken zij op uit Betel. Toen zij nog maar een eindweegs van Efrat verwijderd waren, baarde Rachel, en zij had een moeilijke bevalling. 17 En terwijl zij die moeilijke bevalling had, zeide de vroedvrouw tot haar: Vrees niet, ook ditmaal hebt gij een zoon. 18 En toen haar het leven ontvlood, want zij stierf, noemde zij hem Ben-oni, maar zijn vader noemde hem Benjamin. 19 Zo stierf Rachel en werd begraven aan de weg naar Efrat, dat is Betlehem. 20 En Jakob zette op haar graf een opgerichte steen, dat is de opgerichte steen van Rachels graf tot op heden. (NBG51)

Het lijkt zeer wreed, dat Rachel tijdens de geboorte van Benjamin stierf. Wij moeten echter ook zien, dat dit veroorzaakt werd door de ernstige omstandigheden in haar leven, waarbij zij niet volledig aan God was toegewijd.

De omstandigheden hadden de onbewuste eed van Jakob, gedaan zonder enige noodzaak, aan het licht gebracht. Het kan gezien worden als een tragisch voorbeeld, maar een diepe geestelijke les kan uit deze geschiedenis getrokken worden, die alle andere overtreft.

Deze reiniging, die Jakob bevolen had, was de reddende genade van zijn huisgezin en de belangrijkste les die wij uit deze tekst leren. Alleen door reiniging en om te keren naar God kunnen wij deel worden van de natie Israël (vgl. ook Reiniging en besnijdenis [251]. Nadat Jakob zijn huisgezin, wat de kern van de natie Israël zou vormen, te Betel gereinigd had, werd hij veranderd (Genesis 35:10) en zijn gezin kreeg vergiffenis en kwamen zij onder de verantwoordelijkheid van de El Betel, of de El van het Huis van El. De Hogepriester of El Shaddai (vgl. Genesis 35:11).

Hij kreeg de nieuwe naam Israël of hij zal als God heersen, en zijn gezin werd gezegend en versterkt.

Ondanks deze zegening stierf Rachel onderweg van Betel en voordat Efrat bereikt werd, tijdens de bevalling. Zij noemde het kind Benoni (SHD1126), hetgeen betekent zoon van mijn smart. Met deze laatste zoon van Jakob, nu Israël, waren de barensweeën voorbij. Israël veranderde de naam van zijn laatste kind in Benjamin (SHD1144) hetgeen betekent, zoon der belofte. Hier zien wij de overgang door de gave Gods van een staat van zonde en de verwijdering ervan door God, tot een staat van genade als zonen van de levende God.

Het was tijdens dit laatste proces van het optrekken van Betel, hetgeen betekent het Huis van God, dat wij het doel van de geschiedenis zien. Israël en zijn hele huishouden werden gereinigd door tussenkomst van de Hogepriester of El Betel. In de geboorte van het kind en de dood van de vrouw zien wij het begrip van de belofte van het geboorterecht van de Gemeente en de zonen der belofte. Door barensweeën zijn de zonen der smarten veranderd in zonen der belofte. Onderweg naar Efrat stierf Rachel en werd bij Betlehem begraven, waar zij vooruit wees naar het huwelijk van de zonen van de belofte met de zoon van Juda, die Messias was. Hij zou voortkomen uit Betlehem Efrata, de geringste van de geslachten van Juda. De zonen van Lea zouden verenigd worden met de zonen van Rachel omdat de scepter uit Juda zou voortkomen en het geboorterecht uit Jozef. De zonen der belofte zouden allen stammen van Israël worden en al de naties van de wereld zouden bij hen ingelijfd worden, in dezelfde reiniging door genade onder Messias.

Wij kunnen kostbare lessen leren uit deze geschiedenis:

Openbaring 14:12 12 Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren. (NBG51)

Neemt in acht hetgeen geschied is met het eerste huisgezin van de stammen Israëls en de omstandigheden die hun vestiging aangetast hebben, zelfs tot aan het leven van Rachel en de vestiging van de zonen van Israël in hun geboorterecht. God liet toe, dat Rachel stierf, opdat wij een voorbeeld zouden hebben van het geloof en de beloften aan Israël van de Messias en de Gemeente van God.

Hebreeën 11:6 6 maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. (NBG51)

q